vkvisie
Tijdschrift van de Vrij-Katholieke Kerk in Nederland

vorige home boven volgende

Nog een bekentenis:

Laat de vrouw tot priester wijden

Johan Pameijer

Niet de man, maar de vrouw is het sterke geslacht. Het verzinsel dat de man hoofd van het gezin, regering en kerk moet zijn is ontstaan in een patriarchale maatschappij. Onder het bewind van mannen hebben vreselijke oorlogen gewoed. Mannen stonden aan het hoofd van concentratiekampen. Mannen hebben de kerk geleid die de verderfelijke inquisitie in het leven heeft geroepen. Het heeft er alle schijn van dat de man met zijn verwoestende krachtpatserij zijn eigen zwakheid moest markeren. Ik ben zelf een man, maar van mij mogen de vrouwen het heft in handen nemen. In de maatschappij, maar ook in de kerk. Ik heb niets tegen vrouwelijke priesters en ik ben er heilig van overtuigd dat alle argumenten tegen hun wijding voortkomen uit sterke patriarchale vooroordelen.

Met afgrijzen hebben vele lezeressen en lezers kennis genomen van het onwrikbare standpunt van onze geachte voorzittend bisschop, mgr. Johannes van Alphen. Zeker heeft ieder kerklid recht op zijn eigen mening, maar wanneer de voorzitter van de bisschoppelijke synode van de wereldkerk deze gedachten met zoveel stelligheid formuleert, krijgen zij het karakter van een definitief standpunt, dat door vele Vrij-Katholieken zeker niet wordt gedeeld. Daarom deze "bekentenis" van een Nederlandse priester, die op goede gronden meent dat aan hogere wijdingen voor vrouwen niets in de weg kan worden gelegd. Ik zal het nog sterker uitdrukken: liever vandaag dan morgen! De Anglicaanse kerk in Engeland en de Oud-Katholieke Kerk gingen ons voor. De zichzelf als progressief adverterende gnostisch/theosofische Vrij-Katholieke Kerk dreigt als het achterlijke kleine zusje van beide de boot te missen.

De diep ingesneden aarzeling bij de Vrij-Katholieken berust op een uitlating van een van haar bisschoppelijke stichters, mgr. Charles Leadbeater. Aan het RK-standpunt dat Christus louter mannen voor de priesterlijke bediening koos hecht hij een zekere waarde, maar zijn hoofdargument (te vinden op p. 249-250 van "De wetenschap der sacramenten") is toch "dat deze speciale soort van magie niet geschikt is om te werken door een vrouwelijk lichaam". Elders (p. 442) licht de auteur zijn standpunt enigszins toe. "De krachten die volgens de tegenwoordige regeling door de priesters worden overgebracht, zouden niet op behoorlijke wijze werken door een vrouwelijk lichaam, maar het is zeer goed mogelijk dat de tegenwoordige regeling door de Heer Zelf veranderd wordt, wanneer Hij weer op aarde komt." Hierop zinspeelt bisschop Johannes als hij de mogelijkheid opwerpt dat de Meester wel eens in een vrouwelijk lichaam terug zou kunnen keren.

De krachten die in de visie van mgr. Leadbeater door een vrouwelijk lichaam niet op behoorlijke wijze zouden werken, zijn, zoals algemeen bekend Ida en Pingala, vitaliserende energieën waarvan in het Tantrische Boeddhisme een grondige kennis bestaat. In "Het verborgen leven in de Vrijmetselarij" citeert Leadbeater H.P. Blavatsky's hoofdwerk "De Geheime Leer", nog steeds het standaardwerk voor alle theosofen. "Ida en Pingala spelen langs de boogvormige wand van het merg waarin Sushumna is. Zij zijn halfstoffelijk, positief en negatief, zon en maan, en doen de vrije geestelijke stroom van sushumna in werking treden. Zij hebben afzonderlijke eigen wegen, anders zouden zij over het ganse lichaam stralen..." (p. 245).

Een pagina verder voegt Leadbeater er zijn persoonlijke commentaar aan toe. "Bij de man begint de Ida bij het ondereind van de ruggegraat, precies links van de Sushumna, en de Pingala rechts, doch bij de vrouw is de stand omgekeerd." Juist de omgekeerde stand van de beide energieën zou volgens de helderziende Leadbeater de vrouw ongeschikt maken voor het priesterschap. Na lezing van wat moderne deskundigen daarover schrijven heb ik daar mijn twijfels over.

Nu een voornemen binnen de Nederlandse kerkprovincie om door middel van een grondig literatuuronderzoek licht in de duisternis te brengen strandde op tijdgebrek van de betrokkene, breng ik mijn plan om een voorzet te geven met dit artikel in uitvoering. In de eerste plaats om kerkleden in Nederland – en als het kan ook daarbuiten – aan het denken te zetten en met in de tweede plaats de hoop, dat de VKK aan het begin van de 21ste eeuw afziet van een volstrekt verouderd en achterhaald standpunt.

Lama Govinda
De van oorsprong Duitse Lama Anagarika Govinda, die overigens grondig is ingewijd in de Tibetaanse mystiek, schreef een buitengewoon instructief boek onder de titel "De mystiek van het Tibetaanse Boeddhisme". Daarin citeert hij de grote Tibetoloog W.Y Evans Wentz, die in zijn werk "Tibetan Yoga and secret doctrine" noteerde: "De vitale energie 'prana' van de vijf aggregaten (skandha's, groepen eigenschappen) behoort op grond van haar ware natuur tot het mannelijk aspect van het Boeddha-principe, dat zich door de linker psychische zenuwbaan, de ida-nadi, manifesteert. De vitale energie van de vijf elementen behoort op grond van haar ware natuur tot het vrouwelijk aspect van het Boeddha-principe, dat zich door de rechter psychische zenuwbaan, de Pingala-nadi, manifesteert. Wanneer de vitale energie, waarin deze beide aspecten verenigd zijn afdaalt door de middelste zenuwbaan, sushumna, zal geleidelijk de verwerking tot stand komen en verwerft men de transcendentale schat van de 'grote houding'." (p. 115-116)

Deze polariteit zou personen met de lichamelijke kenmerken van het vrouwelijke geslacht ongeschikt maken om de spirituele energieën aan het altaar te ontvangen en door te geven. In het werk van Lama Govinda noch in andere werken wordt daar op gezinspeeld. Integendeel, de geleerde lama benadruk dat iedere associatie met de fysieke seksualiteit consequent wordt vermeden.

"Hoewel de polariteit van de mannelijke en vrouwelijke principes wel degelijk in de Vajrayana-tantra's wordt onderkend en zelfs een belangrijk kenmerk is van de erin gehanteerde symboliek, wordt zij verheven naar een niveau dat hemelhoog verwijderd ligt van het vlak waarop de geslachtelijkheid thuishoort." (p.112)

Enkele regels verder vervolgt Lama Govinda:

"We mogen hier niet vergeten dat de beeldende weergave van deze symbolen niet worden beschouwd als het uitbeelden van menselijke wezens, maar als de belichaming van ervaringen en visioenen uit de meditaties. In een dergelijke bewustzijnstoestand is er echter niets meer dat we als geslachtelijk zouden kunnen omschrijven."

De vajrayana-tantra is overigens de derde grote richting in het Boeddhisme, waarin de kosmische samenwerking tussen de Boeddha's en hun shakti, de vrouwelijke energie, centraal staat in de kosmische verlossingsarbeid.

Erik Bruijn
Een welkome aanvulling op deze voor westerlingen uiterst moeilijke begrippen geeft ons de Nederlander Erik Bruijn, in ons land wellicht de grootste praktiserende deskundige in het Tibetaanse Boeddisme. Zijn boek "Tantra, yoga en meditatie" is een van de meest gezaghebbende over dit onderwerp. Uit zijn behandeling van het kwetsbare onderwerp blijkt helemaal niet dat er tussen de man en de vrouw enig verschil bestaat. De verschillen liggen alleen en uitsluitend in de geslachtelijke aanduiding van de vitale energieën. Erik Bruijn schrijft bijvoorbeeld, dat de maan-energie via de ida-nadi bij de man de linker testikel verbindt met het linker neusgat, terwijl bij de vrouw deze verbinding loopt vanaf de linker eierstok. De pingala-nadi, de zonne-energie, loopt van de rechter testikel, resp. eierstok, naar het rechter neusgat. De pingala-nadi wordt in verband gebracht met de creatieve rechterkant, terwijl de ida-nadi meer verbonden is met de ontvangende linkerkant (p. 231 van het boek "Tantra, yoga en meditatie" door Erik Bruijn)

Opmerkelijk in dit verband is natuurlijk de na-oorlogse ontdekking van de linker- en rechterhersenhelften, die het Tibetaanse model min of meer bevestigden. Ook het verschil dat Jezus maakt met de linker- en rechterhand, alsmede zijn beroemde scheiding van de schapen en de bokken is volledig in overeenstemming hiermee.

Maar nergens vinden we enige aanwijzing dat het energieverloop bij de vrouw tegengesteld is aan dat bij de man. Een van de yoga-oefeningen, die in gebruik zijn bij de Vajrayana-yantra is zelfs de identificatie van de yogi met de yogini, zijn vrouwelijke wederhelft. (Erik Bruijn: p. 185) Misschien spreekt daaruit eerder een vrouwelijke superioriteit dan een mannelijke en zou een voorzichtige gevolgtrekking kunnen zijn dat de vrouw zelfs beter zou zijn toegerust voor het priesterschap.

Swami Sarasvati
Ook niet bij de Swami Yogeshwarananda Sarasvati, die "De wetenschap van de ziel" schreef. Nergens in zijn zeer gedetailleerde beschrijving van de fysieke, psychische en spirituele opbouw van het menselijke wezen wordt melding gemaakt van verschillen tussen man en vrouw. Het lijkt er sterk op, dat Leadbeater hier een fatale vergissing heeft gemaakt. Ik schrijf nadrukkelijk ‘een fatale vergissing’, omdat ik vrees dat het achterblijven van onze kerk bij ontwikkelingen in andere kerken de Vrij-Katholieke Kerk geen goed doet. Uiteraard staan mij niet alle geschriften ter beschikking die over deze ingewikkelde materie zijn verschenen, maar enige studie van de Chakra-filosofie geven mij het vertrouwen, dat vrouwelijke priesters geen enkel nadeel zullen ondervinden van hun aanschakeling.

Zoals bekend uit de steeds maar toenemende berg boeken over de chakra's liggen deze etherische krachtmiddelpunten op de lijnen waar ida en pingala elkaar kruisen. Wanneer er inderdaad sprake zou zijn van verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke energieën zou dat zeker in de chakra-ontwikkeling tot uiting moeten komen. Maar uit de publicaties blijkt telkens weer dat chakra's bij man en vrouw dezelfde uitwerking hebben. Ze worden op dezelfde manier belevendigd door spirituele arbeid en er is geen sprake van dat er enig voorbehoud wordt gemaakt voor vrouwen.

Jung’s Anima
Dat blijkt eens te meer uit het werk van de psycholoog C.G. Jung. Het anima/animus-begrip is inmiddels velen vertrouwd. De vrouwelijke ziel in de man, de ‘anima’, vertegenwoordigt zijn onbewuste, vaak onderdrukte zieleleven, terwijl dat bij de vrouw ‘animus’ wordt genoemd. De partnerkeuze van de man zal in het algemeen gericht zijn op een bewuste replica van zijn anima en omgekeerd. Dit bevestigt een onophoudelijk streven naar vereniging van de tegendelen, die we in onszelf meedragen.

Het is hier niet de plaats om uitvoerig het anima-begrip te bespreken, maar een uitspraak die mij opviel wil ik graag citeren. We vinden hem in het vierde deel van Jung's tiendelige Verzameld werk en wel op bladzijde 78. Jung citeert daar een droomstem en becommentarieert deze op zijn eigen wijze. "Godsdienst is niet de tol die je moet betalen om het beeld der vrouw te ontberen, want dit beeld is onontbeerlijk." Het is volgens Jung normaal dat de man weerstand biedt aan zijn anima, omdat zij het onbewuste voorstelt met al zijn inhouden en tendensen.

Naar mijn bescheiden mening raakt Jung hier, zonder het te noemen, de kern van de Vrij-Katholieke weerstand tegen het vrouwelijk priesterschap. Sinds de overheersing van het mannelijk geslacht en de vervanging van het matriarchaat door het patriarchaat heeft de man, vooral in de religie, alles gedaan om zijn leidende positie te behouden en zelfs te versterken. In onze eeuw is daar gelukkig een einde aan gekomen. Na de tweede, door mannen ontketende, wereldoorlog lijkt de wereld wakker geschud en verkreeg de vrouw, althans in de westerse landen, rechten die zij lang moest ontberen. In naam is de vrouw inmiddels aan de man gelijkgesteld, maar we weten dat kerken op dit punt uitermate behoudend zijn.

Eigenschappen
Het gaat immers niet alleen om het vrouwelijke geslacht, maar ook om de als vrouwelijk gekenmerkte eigenschappen van de rechter hersenhelft. Onze vercommercialiseerde en vertechnocratiseerde (vergeef me deze verschrikkelijke woorden) maatschappij schreeuwt om de verzachtende creatieve inbreng van de vrouwelijke hersenhelft en onze kerken zouden zeer gebaat zijn bij de intuïtieve inbreng van de vrouw, die aan het priesterschap wellicht een extra dimensie zou kunnen toevoegen.

Eeuwenlang is de man bang geweest voor de confrontatie met zijn onbewuste, dat is de onbewuste vrouw die in hem leeft. Sinds Freud en Jung is het onbewuste meer en meer ontsloten en zullen wij mannen de anima naast ons moeten dulden als onze gelijkwaardige partner. Geen enkele anders verlopende energiebaan is ontdekt, die haar met enig recht van het priesterschap in onze kerken zou kunnen uitsluiten.

Ik hoop van harte dat de Vrij-Katholieke kerk zich gaat realiseren, dat de leiding van de door haar hoog gewaardeerde Theosofische Vereniging in de handen van dames berustte en dat de eveneens door haar gerespecteerde gnostische religie met vreugde gebruik maakte van de priesterlijke diensten van de vrouw. Een kerk die de vrouw van de hogere wijdingen uitsluit mag zich nooit meer een theosofische of zelfs een gnostisch-christelijke kerk noemen.

 

Zoek op Deze site email VKVisie
Kerkgemeentes in Nederland

Home pages op vkk.nl: English French Dutch