|
|
De taal van sprookjes Deel 2 Annette Haccou Roodkapje We kunnen het ook anders zeggen: het einddoel (het vinden van de oerwijsheid) maakt de reis inclusief het afdwalen en bloemen plukken, dus inclusief het verslonden worden door de wolf (de waan dat de stof alles is) noodzakelijk. We kunnen geen tree van de trap overslaan. Het doel is bepalend. Maar dit doel ligt in de aanvang verborgen. We zouden de oudere broers, die in zo vele sprookjes voorkomen, kunnen zien als de niet vervulde voorwaarden. De gemiste kansen die het onmogelijk maken om de opdracht te vervullen. Het verleden en het heden beperken onze mogelijkheden. Ze zijn de oudere broers. Het verleden en het heden leveren de beperkingen, die de kans op slagen vooralsnog onmogelijk maken. Ze zijn meer bepalend voor wat er niet - nog niet - gebeurt dan voor wat er wel zal gebeuren. Dat wordt door de toekomst mogelijk gemaakt: de jongste broer. 'Het verleden is dood' zeggen de Hindoes. Daar kan nooit het nieuwe uit voort komen. Ook de heks is een figuur uit het verleden. Ze houdt de ziel in haar ban tot deze zich weet te bevrijden. Ze is het oude dat het nieuwe niet verdraagt en tracht het te vernietigen of te doen verstarren, zoals het zelf verstard is. Het kan de opvatting zijn, die in de plaats van het beleven is gekomen. Het dogma dat de mystieke beleving doet stollen in woorden. De heks spreekt vaak kwaad over de jonge koningin. 'Ze is een heks' zegt ze in sommige sprookjes, en ze weet de jonge koningin op de brandstapel te krijgen. Maar heksen horen zelf op de brandstapel. Vuur is een omzettingsproces. Op de brandstapel wordt het oude verstarde, dogmatische, omgezet in nieuwe gloed, nieuw elan. Ook ovens hebben deze betekenis, maar daar is het symbool dubbel: het vuur betekent al omzetting, en dan wordt het graan er in omgezet tot voedsel. In Vrouw Holle komt het meisje langs een oven die broden bevat welk haar toeroepen: 'Haal ons er uit, wij zijn allang gaar!' En ook de appels roepen haar toe: 'Pluk ons, we zijn allang rijp!' Wat betekent dit? Jean Houston wijst er op dat de stress waaraan vele mensen tegenwoordig lijden, te maken kan hebben met het feit dat wij zó haastig leven dat we niet 'oogsten'. Onze ervaringen worden niet verteerd, niet omgezet in voedsel voor de ziel. We vergaren belevenissen maar we verzuimen er de rijkdom uit te putten die er in verborgen is. Als het meisje in Vrouw Holle de broden en de appels niet 'geoogst' had, dan zou het sprookje niet de afloop gekregen hebben, die het nu krijgt. Dat zien we ook aan haar zusje. Wie niet rijpt, 'gaar wordt' (want natuurlijk zijn de appels en de broden ook symbolen van ons eigen proces), is niet klaar voor de volgende stap. Ook de gestatieperiode van koninginnen wijst op dit proces. Van het meisje in Vrouw Holle waren de appels echter rijp en de broden gaar. Nu moest ze ze nog ordenen: ze legde ze keurig in rijen neer. Wie dit doet, is zelf rijp voor de volgende fase. Het tweede meisje echter meende dit allemaal wel te kunnen verzuimen en dan toch goed uit te komen. Maar pek was haar loon voor haar onvriendelijkheid en luiheid ('Vrouw Holle'). De avond is belangrijk in sprookjes, immers 's avonds komen ons dagbewustzijn en onze zinnen tot rust, dan kunnen we gaan luisteren naar ons innerlijke weten. Overdag moeten we onze zinnen echter hoeden. De ganzenhoedster treedt iedere ochtend door de poort van de nacht in de dag en hoedt haar ganzen. Slechts wie haar ganzen gehoed heeft is klaar voor de verlossing van de ziel uit haar vernedering. Ook hier: wet, en geen ongelukkig toeval. Niet per ongeluk verloor de prinses het lapje met de drie bloeddruppels: het oerweten dat bewaard was gebleven en dat nu verloren moest gaan in ruil voor bewustwording: het huwen van de prins. Niet per ongeluk had ze zo'n arrogante dienstmaagd meegekregen. Wij allen hebben deze arrogante dienstmaagd meegekregen: ons ik dat zijn plaats niet kent. Ons aller ziel wordt van zijn rechtmatige plaats gedrongen tot zij haar nood klaagt in de oude kachel (weer dat omzettingsproces). Dan pas wordt de dienstmaagd ontmaskerd, en herneemt de ziel haar rechten. Zolang wij in de ban zijn van het ik, hebben we een ziel. Maar bij sommigen van ons begint het besef te dagen dat we van koninklijke afkomst zijn. Paulus: 'Gij zijt van Gods geslacht.' Als de tijd rijp is, de honderd jaar om zijn, dan kan niets de verlossing tegenhouden. In 'Doornroosje' wijken de struiken vanzelf uiteen als de honderd jaren om zijn. Sprookjes hebben hun eigen moraliteit, heb ik eerder gezegd. Geen medelijden met oude heksen, die moeten verbrand worden. Dat is geen wreedheid, het is een volkomen logische zaak dat het oude omgezet wordt. Assepoester daalt na haar dansfeest, de eerste keer via een duiventil, de tweede keer via een perenboom, terug in de as: op aarde, via de aardse persoonlijkheid, moet de evolutie plaatsvinden. Romans beschrijven incidentele gevallen, sprookjes beelden ons de wet voor. Feeën helpen alleen wie zichzelf helpt. Feeën zijn positieve krachten in ons zelf, die we kunnen mobiliseren door vastberadenheid. Als wij een god waren, of een fee, dan hadden we inzage in het script van ons leven. Stellen we ons voor dat wij die fee zijn, die inzage heeft. We zien hoe lang het proces al stagneert. Dan kan het zijn dat de fee tegen zichzelf zegt: 'Daar moet nodig eens wat schot in komen.' En dan doet de fee iets. Niet uit medelijden met een stakker; een held kan wel in nood zitten maar is geen stakker. Ons bewust worden van het feit dat we een opgave hebben kan ons de bezieling geven die we nodig hebben om door een stagnatie heen te komen. We kunnen aan onze evolutie gaan werken. We kunnen de heks zien als een ontaard aarde-bewustzijn. Wijzelf zijn die heks, net zoals we zelf die fee zijn. De heks is de tegenspeelster van het wijze vrouwtje. Beiden vertegenwoordigen ons aardse deel. Maar de heks zet de ziel vast, probeert haar desnoods te vernietigen. Er is geen plaats voor het nieuwe, het geïnspireerde, bij dit deel van onze ziel. Het probeert dit tegen te werken, te vernietigen. De mens wordt geboren, dat wil zeggen, daalt van het Al-verbondene in deze wereld van afgescheidenheid. Dit gebeurt pas echt als hij 'ik' gaat zeggen (de zondeval volgens Dürckheim). De echte moeder sterft: de hemelse moeder, Sofia, de goddelijke wijsheid. Dan krijgt het kind een stiefmoeder, het aardse bewustzijn. De lijdensweg is onvermijdelijk, de uitkomst ook. Het sprookje leert ons dat de ziel die wij menen te hebben, in werkelijkheid onze kern is. Om deze kern gaat het in onze evolutie, ze is de representante van de 'Geest Gods die in u woont' zoals Paulus het uitdrukte. Ze is 'in de wereld en van de wereld' zolang ze denkt dat deze wereld 'alles is'. Maar diep in haar is er een weten: 'dit is niet alles. Ik hoor hier niet thuis. Mijn moeder is niet mijn echte Moeder. Ik ben van koninklijke afkomst...' Van het 'in de wereld en van de wereld' (stiefmoeder) komt men in een nieuw besef: dat men hier geplaatst is, maar de nadruk van het bewustzijn verschuift naar die andere wereld. We stijgen van onbewust naar een beetje bewust en worden in de wereld maar niet van de wereld, niet werelds. 'De oorspronkelijke waarheid van het LEVEN verschijnt steeds in het omhulsel van door de wereld bepaalde, en dus verschillende, verschijningen' zegt Dürckheim. Belangrijk in sprookjes is de functie van het kwaad. Het kwade blijkt de grote gangmaker te zijn en verkeert bovendien later in het goede (de prins). Het is goed te weten dat een sprookje of mythe over ons gaat, over de mens op weg naar een hoger niveau van bewustzijn. We kunnen de boodschap van het hele sprookje bezien vanuit de driedeling van onze wereld (volgens Jean Houston).
'Als ik me afvraag wie ik ben, dan merk ik: ik ben slechts het Zijnde. Alle andere dingen ben ik niet, ik heb ze slechts. Mijn eigenschappen zijn Iedere ochtend openen ze zich, Dit is het spirituele niveau, waar alles slechts IS'. Een interessant verschijnsel in sprookjes is de omkering. Mellie Uyldert wijst hierop. We lezen bijvoorbeeld dat de koningin sterft. De betekenis is waarschijnlijk dat de menselijke ziel het contact met de hemelse Moeder, het wijsheidsaspect van God, Sofia, kwijtraakt en haar weg op aarde moet zoeken. De aarde is dan de pleeg- of stiefmoeder. Het wijsheidsaspect daarvan wordt vaak uitgebeeld door een oud vrouwtje. In 'De ganzenhoedster' verlaat de prinses haar moeder, hier is dus geen sprake van omkering. Maar de moeder is weduwe, zoals ook veel in sprookjes voorkomt. En dat is wel weer een omkering van het feit dat zij zich haar Goddelijkheid niet meer bewust is. Vandaar ook dat weduwen zo vaak aan de rand van een bos wonen. Het bos symboliseert vaak het onbewuste. Het is goed om er op te wijzen dat 'het onbewuste' niet werkelijk een op zichzelf staande grootheid is, maar betekent: dat wat niet bewust is. Niet het bos als grootheid is het onbewuste. We zouden kunnen zeggen dat de bomen plus bewoners die een bos tot bos maken onze onbewuste inhouden zijn die wij gemakshalve 'het onbewuste' noemen. De mens van wie de hemelse moeder sterft, dat wil zeggen die vergeet dat hij van hemelse oorsprong is, valt in handen van de stiefmoeder die, zoals Wordsworth het uitdrukt: 'To make her foster-child, her inmate, Man, forget the glories he hath known, And that imperial palace whence he came.' (Wordsworth: 'Ode on Intimations of Immortality from Recollections of Early Childhood'). Ook hier: omkering. Immers, het vergeten van de hemelse afkomst IS het in handen vallen van de stiefmoeder. Jezus viel heus niet in handen van de stiefmoeder, hij wandelde gewoon op aarde rond en was en bleef zijn afkomst trouw. De stiefmoeder is de waan 'dat dit alles is', en niet de aarde op zich. Deze is hoogstens pleegmoeder, en is dienstbaar aan de hemelse moeder. Snappen we het nu? Ik geloof niet dat symbolen ooit helemaal te snappen, dat wil zeggen te grijpen, te vatten, te begrijpen zijn door ons verstand. Interessant is ons taalgebruik, dat in al deze woorden een handeling van pakken legt. Tegenwoordig burgert zelfs het woord 'oppakken' in: men heeft de betekenis van een gezegde niet helemaal 'opgepakt'. Het lagere kan echter het hogere nooit 'pakken'. Dat zei Jung reeds over de symbolen. In het schema van Jean Houston, dat nog het beste is wat ik tegenkwam, is het duidelijk dat een hoger niveau op z'n hoogst door kan dringen in een lager. Door zijn grotere dimensie kunnen we het niet vanuit het lagere 'pakken'. Wel kunnen we zo in bewustzijn groeien dat we in die grotere dimensie kunnen verwijlen. Vanuit dit niveau functioneren we dan op het lagere, zoals we in heiligenlevens kunnen zien. Drugsgebruikers maken zich mijns inziens schuldig aan inbraak in het middengebied. Zij ontlenen hun visioenen niet aan gestage groei door gestage arbeid ín deze wereld en áán zichzelf, zij willen oogsten zonder geploegd, geëgd, gezaaid en gewied te hebben. En zonder hun akker met hun tranen begoten te hebben. Psychotherapie kunnen we beschouwen als een methode om te ploegen en te eggen. Het hangt van de kwaliteit af of er ook, en wát er gezaaid wordt. Ik meen dat de invulling door het individu een kwestie van keuze is. Voor sommigen is die keuze nauwelijks meer een keuze, ze hebben meer het gevoel gekozen te worden. Een mens die zijn kinderen grootgebracht heeft en zijn schaapjes op het droge heeft, hoeft daarmee nog niet zijn mens-zijn uitputtend ingevuld te hebben. Nesten bouwen, voorraden aanleggen, kinderen grootbrengen, wij komen het allemaal al tegen in de dierenwereld. Men kan dan ook dit alles gedaan hebben en toch het gevoel hebben dat er iets ontbroken heeft, dat er steeds een gevoel is geweest dat dit toch niet alles kan zijn. Misschien is dit gevoel de roep geweest die niet gehoord werd, waarnaar niet geluisterd werd. Bovennatuurlijke hulp Het is het stadium van de 'nacht der ziel', de verschrikkelijke eenzaamheid die er misschien toe leidde dat Jezus uitriep: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?' Het is met niets te vergelijken verlatenheid, waarin de ziel verschroeit en verdorst, en die men moet doorstaan. Het is de daad van barmhartigheid die zijn eigen beloning meebrengt, namelijk het vermogen om de opdracht tot een goed einde te brengen. De daad van barmhartigheid is echter tevens een test. Er zijn vele tests voor de held: zowel beproevingen van zijn moed, doorzettingsvermogen, als van zijn naastenliefde. Iedere beproeving is voorwaarde voor het slagen van een latere. Dit weet de held niet, dus moed is echt moed, liefde echt liefde. Zonder de vrienden of talismans echter die hij zodoende verwerft, zou de reis in een later stadium mislukt zijn. Dan volgt de vereniging met de prins of prinses, de Hieros Gamos (Red. vertaling: heilig huwelijk) (Jung). Vaak moet de held nog een laatste verlossingsdaad voor zijn geliefde verrichten. Ook deze blijkt de sleutel te zijn tot andere verlossingen, namelijk van volkeren, groepen mensen enz. Dan keert de held met zijn geliefde terug. Dit is kenmerkend, en mag
nooit ontbreken. De held heeft iets van de Bodhisattva. Een Bo- De koning is vergelijkbaar met de zonnegod in mythen. Sofia is dan het wijsheidsaspect van de godheid. We kunnen echter ook de prinses (of andere hoofdpersoon: arm meisje, vlinder, Roodkapje) zien als de menselijke ziel, verstaan als brandpunt van kosmische, geestelijke, ja Goddelijke aanwezigheid in de mens. Als we een brandglas in de zon gebruiken, kunnen we de zonnewarmte zó bundelen dat hij een brandpunt wordt. We kunnen de mens enigszins zien als zo'n brandglas, waarin het geestelijke aspect van de mens, vaak als religieus gevoel, als in een brandpunt aanwezig is. Dit geestelijke aspect valt in handen van het aardse bewustzijn, tot zich een gevoel gaat roeren 'dat dit niet alles is'. Dan begint de reis naar de ontdekking van het goddelijke bewustzijn: de prins. Deze wordt haar bruidegom, d.w.z. de ziel wordt wat ze altijd al was: het aspect in de aardse mens van wat men met de bijbel kan noemen: het koninkrijk der hemelen. Vanzelfsprekend is dan ook, dat in de sprookjes er een koninkrijk haar wacht. De prins is dus het geestelijk bewustzijn. We kunnen onze verlossing door Christus dan ook vergelijken met de verlossing van het prinsesje door haar prins, en daar is niets godslasterlijks mee bedoeld. De Christelijke mythe vertelt mijns inziens hetzelfde als de sprookjes. Sprookjes echter doen dit op zeer simpele wijze. Pas als men ze wil verklaren, blijkt hoe subtiel ze zijn. Bewustwording blijft een sleutelwoord, ook als we ons met sprookjes bezighouden.
|
|