|
Sleutel der kennis teruggevonden Johan Pameijer Lang was hij zoek, de sleutel der kennis. Eeuwen geleden al verborgen door de wetgeleerden. Wie het niet gelooft moet Lucas 11:52 maar eens opslaan. Daar klinkt het boze verwijt van Jezus aan het adres van de valse wetgeleerden. "Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen. Zelf zijt ge niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan hebt gij tegengehouden." Plotseling lag deze geheimzinnige sleutel te blinken in het Egyptische woestijnzand. Nadat de geleerden hem hadden teruggevonden, opende zich een schat aan verloren gewaande wijsheid onder de ogen van de argeloze zoeker. Een van deze schatten, het Evangelie van Thomas, bevestigt de tekst van Lucas op grootse wijze. Dydimos Judas Thomas tekende de woorden van de Levende Jezus letterlijk op. "De Farizeeërs en schriftgeleerden hebben de sleutels der Kennis ontvangen en die verborgen. Zij zijn niet binnengegaan en hen, die wilden binnengaan, lieten zij niet binnen." Lucas zwijgt verder, maar Thomas laat een boodschap voor de zoeker achter: "U echter, wordt wijs als de slangen en argeloos als de duiven." (logion 39) Wijsheid en onschuld gaan samen als het de bedoeling is de sleutels der Kennis te zoeken. Juist in ons hectische tijdsbestek is het verwerven van de sleutel meer dan nodig. De zes miljard zielen op deze aarde weten met elkaar ontzettend veel. Wij dringen door tot de diepste diepten van het heelal en gaan terug in de tijd tot de oerknal. We beginnen enige notie te krijgen waar de materie vandaan komt en weten inmiddels vrij aardig hoe de mens in elkaar zit. Maar van de menselijke en goddelijke Geest weten wij niets. De sleutel tot deze kennis is verborgen door de kortzichtige lieden die destijds de enige mens die de sleutel in zijn bezit had ter dood brachten. Na hen werd een kerkelijke organisatie geconstrueerd, die consequent alle stille sleuteldragers bleef vervolgen en doden. Honderdduizenden onschuldigen betaalden in vroegere eeuwen met hun leven, omdat zij een glimp van het mysterie opgevangen meenden te hebben. Op de grens van de twintigste naar de eenentwintigste eeuw lijdt de wereld nog steeds onder een materialisme dat uit de mentaliteit van de oude wetgeleerden is voortgekomen. Kennis omtrent de verschijnselen is weergaloos, maar van de verborgen oorzaken weten wij nauwelijks iets zinnigs te vertellen. Schaamteloos etaleren de media hun onwetendheid in banaliteiten. Maar het opzienbarende Thomas-evangelie opent met de majestueuze Jezus-spreuk: "Ieder die de betekenis van deze woorden vindt, zal de dood niet smaken." Aanschouwen we daar het schijnsel van onsterfelijkheid? Onthult deze uitspraak de ware betekenis van het begrip 'opstanding'? De optekeningen van Dydimos Judas Thomas in wat "het evangelie volgens Thomas" wordt genoemd, maken deel uit van een ondergrondse traditie. Kort na de kruisiging (of was het een steniging?) van de profeet in wie de wetgeleerden een bedreiging zagen, kregen zijn aanhangers visioenen. Wat maakte deze profeet zo uniek? Wie het boek van Burton Mack Wie schreven de evangeliën werkelijk? heeft gelezen kan bevroeden wat de oorzaak van zijn populariteit was. Hij preekte de komst van een Koninkrijk Gods op aarde. Dat was waar zoveel Joden naar uitkeken. Zij koesterden hun verwachtingen rondom de komst van een Messias, het vorstelijke archetype dat in de Perzische traditie bekend stond als de Shaoshyant, bij Hindoes als de Kalki-Avatar en door Boeddha werd aangeprezen als de heer Maitreya. Dit archetype leek zich te verpersoonlijken in de geheimzinnige profeet, die blootsvoets rondging en op berghellingen omstanders toesprak. Hij wekte de verwachting van betere tijden. Niets was méér welkom in deze smeltkroes van culturen van onder elkaar bevechtende leiders en rondmarcherende bezettingstroepen. Rusteloos klampten de joden zich vast aan hun aloude identiteit. De tempel van Jeruzalem stond symbool voor het rustpunt in hun verstrooiing. Vrezend voor nieuwe ballingschappen schaarde een aantal Joden zich achter één van de rondtrekkende predikers, een man genaamd Yehoshoea, die hen het Koninkrijk Gods op aarde beloofde. De angst van de wetgeleerden, schriftgeleerden en Farizeeërs, laat zich gevoelen. Wat zou er van hun betrekkelijke macht overblijven in het licht van de goddelijke koning op aarde? Visioenen Hoe ontwikkelde zich het jonge Christendom eigenlijk? Kort na de kruisdood van Yehoshoea, vormden zich cellen van Joodse volgelingen. Zij verkeerden in de volle zekerheid van een koninkrijk Gods, dat zij door een meditatief leven in de eigen ziel konden opwekken. Zonder de wetten van Mozes geweld aan te doen, wijdden zij zich aan de noodzakelijke bewustzijnsgroei. Te midden van de late stuiptrekkingen van de Griekse en Egyptische religies trokken zij zich samen rondom hun spiritueel centrum, de tempel van Jeruzalem, het symbool van hun identiteit. Studie van de overgeleverde Jezus-woorden moet één van hun voornaamste bezigheden zijn geweest. Het staat wel vast dat de uitspraken van de profeet in de geheugens van zijn aanhangers gebikkeld zaten. Die vormden de leidraad van hun leven. Daaraan hielden zij zich vast en ontleenden zij hun nieuwe status als Joodse Christenen. De tempel verwoest Eén van deze richtingen werd vertegenwoordigd door Paulus. Dank zij het roemruchte visioen bij Damascus veranderde de fanatieke Christenvervolger in een enthousiast aanhanger van de profeet. Nu begon zich het eerste grote schisma af te tekenen. De oude Christenen waren wetsgetrouwe Joden geweest, bereid de wet van Mozes te volgen en zich te laten besnijden zoals het behoorde. Paulus sprak de zogenaamde heidenen aan en die voelden niets voor de Joodse wet en verzetten zich heftig tegen de besnijdenis. Een late echo van de strijd tussen de Joodse en de heidense Christenen klinkt door in logion 53 van het Thomas-Evangelie: "Zijn discipelen zeiden tot Hem: ‘Heeft besnijdenis nut of niet?’ Hij zei tot hen: ‘Als dat nut had, zou hun Vader hen besneden uit hun Moeder voortbrengen.’" Duidelijker stellingname tegen de oude Joodse wet is nauwelijks denkbaar. Maar de toevoeging van Jezus zegt nog meer over de aard van het ware Christendom: "Maar de besnijdenis in de Geest, die heeft in elk opzicht nut." Met deze woorden verwijderde het jonge Christendom zich van zijn Joodse oorsprong. Wij kunnen ons nauwelijks meer voorstellen, dat de vier bijbelse evangeliën, achtereenvolgens Marcus dat kort na de verwoesting van de tempel werd geschreven, Mattheüs, een tiental jaren later, Lucas, rondom het jaar negentig en Johannes dat omstreeks de eerste eeuwwisseling ontstond, hun ontstaan danken aan het eerste grote schisma. Gebaseerd op de brieven van Paulus gaven de evangeliën de nieuwe Christenen hun identiteit, terwijl de Joodse Christenen onder leiding van Jacobus de Rechtvaardige (zie Thomas-evangelie, logion 12) steeds meer in de verdrukking raakten. Van hun evangeliën is nauwelijks meer iets over. Wie kent ze nog, de evangeliën van de Ebionieten, van de Hebreeën, de Egyptenaren en de Nazoreeën? Slechts in fragmenten zijn ze overgeleverd. Enkele kerkvaders bewaarden citaten van deze verloren gegane geschriften. Naar beweerd wordt is het Evangelie van Marcus een bewerking van een oorspronkelijk veel uitgebreider Marcus-evangelie dat in Alexandrië is geschreven, terwijl Mattheüs een bewerking zou zijn van het eerdere Evangelie der Hebreeën. Hedendaagse bestudeerders moeten door een woud van synoptische, apocriefe en gnostische geschriften hun weg naar de Waarheid zoeken. Meerdere christendommen Talloze waardevolle boeken vielen ten prooi aan de vergetelheid. Alleen de bijbel rees daarboven uit als een machtige toren van Babel. Na de keizerlijke rechtvaardiging van het kerkelijke instituut verkondigde alleen de bijbel de geldige leer. De rest verdween in de afvalbak van verderfelijke ketterij. Wijsheid van het hart "Wordt voorbijgangers" (log. 42), roept Jezus ons toe en hij houdt ons voor, dat wat wij verwachten reeds is gekomen, maar wij weten het niet (log. 51). De dualiteit moet worden overwonnen (log. 11 en 22) en ons wordt aangeraden een kind van zeven dagen oud te vragen naar de plaats van het Leven (log. 4), maar vooral te kennen wat wij voor ons zien. "Wat voor u verborgen is, zal u geopenbaard worden" (log. 5). Zoveel wijsheid op zo weinig pagina's sleept ons mee in een bovennatuurlijk weten van het Koninkrijk Gods binnenin ons. Jezus zei: "Ik vertel mijn geheimen aan hen die mijn geheimen waardig zijn" (log. 62), maar liet meteen weten dat het ware Christendom geen geloof voor de massa kan zijn. "Velen staan bij de deur, maar het zijn de enkelingen, die het bruidsvertrek zullen binnengaan." (log. 75). Dit bruidsvertrek staat min of meer centraal in een ander gnostisch werk, het Evangelie van Philippus. In deze op zeer oude bronnen teruggaande tekst van halverwege de tweede eeuw is het bruidsvertrek zin en doel van elke spirituele bedrijvigheid. Het bruidsvertrek is er voor vrije mannen en maagden (par. 73). Zij die zich in het bruidsvertrek hebben verenigd, zullen niet meer worden gescheiden (par. 79), zo belooft dit uit de groep rond de gnostische bisschop Valentinus stammende evangelie ons. Het bruidsvertrek is de werkelijke plaats van de Verlossing, want, zo vertelt paragraaf 76 van het Philippus-evangelie, de Verlossing vindt plaats in het bruidsvertrek. Daarom is het bruidsvertrek één van de vijf sacramenten van Philippus (par. 68) Ook dit geschrift bezit een mystieke allure. De sleutel ervan past op sloten die op geen andere manier te forceren zijn. Terwijl de bijbelse evangelisten de historie reconstrueren, doorbreken evangelisten als Thomas en Philippus de banden van tijd en ruimte en laten ons schouwen in de diepten van het bruidsvertrek. Op deze plek komen de bruid en het Lam uit de Openbaring samen, maar hier is het ook dat de Vader alles geeft wat we nodig hebben, getuige Philippus 95: "Hij die gezalfd is, bezit het Al. Hij bezit de Opstanding, het Licht, het Kruis, de heilige Geest. De Vader gaf hem dit in het bruidsvertrek. Hij ontving slechts."
|
|