vkvisie
Tijdschrift van de Vrij-Katholieke Kerk in Nederland

back home up

Christus in Vrij-Katholiek Perspectief

Ary Hoogendoorn

Nu volgt het bespreken van een van de belangrijkste vragen die vanaf het begin van Jezus' prediking tot op heden velen heeft beziggehouden: wat is de betekenis van Christus? Voor degenen die in reïncarnatie geloven zijn de antwoorden die de traditie daarop gegeven heeft grotendeels onbruikbaar. Het perspectief dat het Vrij-Katholieke denken daarop biedt kan daarom een belangrijke bijdrage blijken om tot een zinvolle herwaardering te komen van de betekenis van Christus.

Zo'n 25 jaar geleden was ik student. In die tijd betekende dat: een baard, lang haar, weinig geld en veel vrije tijd. De laatste 2 zaken lieten zich combineren door in de vakanties liftend Europa door te trekken. Zo kon het gebeuren dat ik op weg naar huis werd opgepikt door een veertiger in een net pak. Z'n hoog opgeschoren haar maakte mij duidelijk dat wij uit verschillende werelden kwamen. Toch konden we elkaar aardig vinden zo lang het ging over de verkeersdrukte of over het weer. Plotseling keek hij mij recht in het gezicht, sloeg met beide handen op het stuur en vroeg met iets te luide stem: "And what about Jesus Christ my son? Do you believe he came to save you?"

"Oh, Jezus!", dacht ik, toch wel wat geschrokken. En ik legde hem vervolgens mijn standpunt uit. De evangelist achter het stuur was behoorlijk onthutst over mijn ideeën. Geen wonder want mijn gedachten over Jezus Christus stonden mijlen ver van zijn traditionele standpunt. Zo ver dat ik mijzelf als atheïst beschouwde. Zeker is dat veel orthodoxe christenen mijn ideeën van toen als verkeerd zouden veroordelen, evenals ze dat doen met alle opvattingen waarin het geloof in Jezus' dood als verzoening voor onze zonden, als toegang tot de hemel ontkend wordt.

Tijd om een Vrij-Katholieke christologie te beschrijven.

Wie was Jezus?

Deze vraag kan op verschillende wijzen geïnterpreteerd en beantwoord worden. Is Jezus dezelfde als Christus? Is Hij dezelfde als de Tweede Goddelijke Persoon van de Heilige Drievuldigheid? Wordt met Jezus Christus ook dezelfde bedoeld?

Al deze vragen laten we nog even rusten. We beginnen met de afspraak dat we de naam 'Jezus' reserveren voor de historische figuur. Zijn leven en Zijn korte optreden als leraar staan beschreven in de evangeliën. Historische bronnen vermelden vrijwel niets over Jezus, toch net genoeg om de ontkenning van een historische basis van de evangeliën onhoudbaar te achten. Niettemin bevatten de evangeliën veel zaken die toegevoegd zijn en niet op historische feiten (kunnen) berusten. De verschillende evangeliën zijn met een verschillende opzet geschreven. Daartoe hebben de schrijvers de verhalen 'versterkt' met zaken die niet door de feiten gedragen worden, maar op interpretaties berusten. In The Fourth Gospel toont Aileen Guilding aan hoe de schrijver van het vierde evangelie wilde laten zien dat het Christendom het nieuwe Israël was, de vervanging van het oude, de oude joodse religie. S.G.F. Brandon geeft in Bijbel, Geloof en Geschiedenis aan hoe politieke motieven de evangelieverhalen kleuren: de Romeinse Pilatus wordt onschuldig aan Jezus' dood terwijl de schuld van zijn kruisdood bij de Joden komt te liggen. Verder komt onder meer het twijfelachtige geslachtsregister in het Mattheüs-evangelie voort uit de behoefte te 'bewijzen' dat Jezus de langverwachte Messias is. Meerdere handelingen worden zo verteld dat daardoor oudtestamentische profetieën vervuld leken.

Dat alles meenemend in een afweging wat er over de historische Jezus te vertellen valt, komt duidelijk naar voren dat de Jezus als leraar, prediker en wonderdoener rondtrekkend andere karakteristieken heeft dan de Jezus die beschreven wordt na Zijn Opstanding.

Deze 'eerste' Jezus is volgens Marcus J. Borg in "Als met nieuwe ogen." (Uitg. Meinema '95) met 4 karakteristieken te beschrijven:

1. Hij is een 'geestrijk mens'. Dat wil zeggen hij heeft een innerlijk weten, een ervaringsweten van de werkelijkheid van God.

2. Hij is een wijsheidsleraar. Hij maakt gebruik van klassieke vormen van wijsheidsspreuken, zoals de gelijkenissen, maar ook korte spreuken.

3. Hij is een sociaal profeet, die evenals de klassieke profeten stevige kritiek levert op de elite van zijn tijd (o.a. de Farizeeën).

4. Hij is de grondlegger van een beweging. Hij heeft een Joodse beweging op de been gebracht, die de sociale grenzen van die dagen uitdaagde en overtrad. Deze beweging mondde uiteindelijk uit in de jonge christelijke kerk.

Een van de lastigste problemen is de vraag hoe Jezus over zichzelf dacht: dacht hij dat hij God was of dat hij goddelijk was? Dacht hij dat hij Gods zoon was of dat hij de Messias was?

Het is zeker dat Jezus voor God de aanduiding Abba, Vader gebruikte. Maar voor zichzelf gebruikt hij volgens de synoptische evangeliën de benaming 'Zoon des mensen' (naar de profeet Daniël). Zichzelf heeft hij nooit aangeduid als 'Zoon van God' in betekenis die dat onder invloed van het platonisme bij latere generaties kreeg. Namelijk de incarnatie (belichaming) van een archetype. Wel zien we dat anderen hem zo noemen. Behalve de duivel bij de verzoeking in de woestijn en de boze geesten die uitgedreven werden en een kudde zwijnen in zee deden storten, zien we dat deze uitdrukking voor Jezus gebruikt wordt door zijn discipelen, nadat hij de storm op het meer tot rust gebracht heeft: "Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon." (Mattheüs 14 vers 33)

Aan het kruis wordt hij bespot door overpriesters en schriftgeleerden die hem uitdagen nu zichzelf te helpen. Zij vragen waar God nu blijft in wie hij zijn vertrouwen gesteld heeft, "want hij heeft gezegd: Ik ben Gods zoon."

En zo blijft de vraag branden: "Wie was Jezus?"

En de vraag die overblijft als we toegeven dat we uit de veelheid van geschriften en de wirwar van meningen en interpretaties hierover geen eenduidig beeld kunnen vormen:

"Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?" Deze vraag stelt Jezus aan zijn discipelen, nadat hij hen eerst de vraag had voorgelegd: "Wie zeggen de mensen, dat de zoon des mensen is?" Zij antwoordden: "Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia of een van de profeten." (Mattheüs 16 vers 14 e.v.)

Duidelijk is dat er ook onder de discipelen geen eenduidige mening is over de vraag wie Jezus is. Van wie zijn ze eigenlijk volgeling? Verschillende suggesties, maar een goed antwoord weten ze tot dan blijkbaar niet. Maar dan antwoordt Simon Petrus: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God." En Jezus antwoordt: "Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is..." Toen verbood hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeggen: "Hij is de Christus."

Hier ligt naar mijn overtuiging een belangrijk omslagpunt. De grote mens Jezus, begiftigd met een innerlijk kennen (gnosis) van God, wijsheidsleraar, sociaal profeet, grondlegger van een hervormings- of opwekkingsbeweging geeft vanaf dit moment een nieuwe dimensie aan de lering aan zijn discipelen. Hij manifesteert zich dan als de Wereldleraar, de belichaming van een kosmisch drama waarin Gods Plan met de mensheid gestalte krijgt. Hij legt hen dit uit, maar het staat zo ver van hun eigen ideeën af dat ze het niet kunnen begrijpen. Maar vanaf de erkenning dat hij de Christus, de Gezalfde is, accepteert Jezus zijn bekleding met Koninklijke - lees 'Goddelijke' - waardigheid. De (h)erkenning daarvan door Simon Petrus heeft blijkbaar ook een doorbraak in Jezus' bewustzijn teweeggebracht. Dat zien we als we verder lezen in Mattheüs 16: "Van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen te tonen, dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derde dage opgewekt worden."

Wat mij opgevallen is, is dat Mattheüs - die tot hier alleen over Jezus spreekt - nu de aanduiding 'Jezus Christus' gebruikt, althans in de vertalingen van het Nederlands Bijbel Genootschap en die van Professor Brouwer. Deze lezing wordt gesteund door een aantal Griekse handschriften, maar zeker niet alle. (Andere vertalingen houden het dan ook in deze tekst op 'Jezus', bijvoorbeeld: de Canisius vertaling, de Lutherse vertaling, de Statenvertaling en de Leidse vertaling.) Voor mij is het gebruik van de term "Jezus Christus" op dit punt heel verhelderend.

'Jezus Christus' is de belichaming van het Goddelijk Plan. Door Jezus heen manifesteert de Christus zich. Vandaar dat Jezus niet langer terughoudend is tegenover zijn discipelen ten aanzien van zijn koninklijke - lees goddelijke - waardigheid. Daarvan spreekt hij in Mattheüs 16 vers 28. En de 3 naaste discipelen, Petrus, Jacobus en Johannes mogen er 6 dagen later getuige van zijn bij de Verheerlijking op de berg. Toch krijgen zij nog het gebod er met niemand over te spreken voordat 'de Zoon des mensen uit de doden is gewekt.'

Deze visie op Jezus Christus laat zich vertalen in het beantwoorden van een reeks belangrijke vragen.

1. Is Jezus Christus goddelijk of menselijk?

Jezus kunnen we beschouwen als menselijk, zij het niet alleen menselijk. Echter op een wijze die alle mensen eigen is, voortkomend uit God.

Jezus Christus beschouwen we daarentegen in de eerste plaats als goddelijk. Maar omdat de Christus zich in de mens Jezus uitdrukt 'niet alleen goddelijk.'

2. Zijn de goddelijke en menselijke natuur van Jezus Christus van elkaar gescheiden of niet gescheiden?

In onze gedachten vloeien zij in elkaar over. Dat betekent dat er geen sprake is van een scheiding. Aan de andere kant: ook al is er geen scherpe lijn te trekken, toch zijn beide naturen in Jezus Christus te onderscheiden. Zo is de angst die Hem bloed doet zweten in de Hof van Getsemané een manifestatie van Zijn menselijke natuur. Opvallend is ook dat Mattheüs spreekt over het sterven van Jezus en niet van Jezus Christus!

Een vraag die nog onbeantwoord gebleven is:

Is Christus dezelfde als de Tweede Goddelijke Persoon van de Heilige Drievuldigheid?

Er zijn 3 belangrijke inzichten die ik bij het beantwoorden hiervan naar voren wil brengen:

1. De Tweede Persoon van de Heilige Drievuldigheid is werkzaam in Christus, die bij zijn incarnatie (menswording) in Palestina het lichaam van Jezus gebruikte.

Vaak wordt als moment van de verbinding tussen Jezus en Christus gelegd wordt, de doop door Johannes de Doper in de Jordaan beschouwd. Je zou kunnen denken dat vanaf dat moment Jezus geestelijke leiding krijgt van Christus, de Wereldleraar. Het moment waarop Petrus hem als de Christus herkent, is het moment waarop Christus de mens Jezus begint te overstralen. Een proces dat zes dagen later voltooid wordt met de verheerlijking op de berg. De beëindiging van deze identificatie van de Wereldleraar met deze mens eindigt aan het kruis. Vandaar de uitroep: Mijn God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten?

2. In Jezus Christus is God als vonk aanwezig. In beginsel niet anders dan in elk mens, maar oneindig meer ontwikkeld dan bij ons.

In ons ligt het Goddelijke besloten, alleen als het ware in een embryonaal stadium, terwijl dat bij Jezus Christus volledig ontwikkeld en uitgegroeid is voor zover dat in de mogelijkheden van het mens-zijn kan. Daarom kan Jezus Christus gezien worden als het voorbeeld van het einddoel van de menselijke ontwikkeling, van de evolutie van de mens. Doordat het Goddelijke in hem volledig tot ontplooiing is gekomen kunnen we hem beschouwen als 'waarachtig God' en 'waarachtig mens'.

3. 'Bewustzijn' is de sleutel tot het verstaan van dit mysterie. De bekend middeleeuwse mysticus Meester Eckhart zegt in een van zijn preken: "Als een steen zich even bewust zou zijn van de goddelijkheid van zijn wezen, zoals de allerhoogste engel dat is, dan zou deze steen even stralend en zalig zijn als de allerhoogste engel." (Uit: Van God houden als van niemand.)

 

Als we deze gedachte naar onszelf vertalen dan krijgen we: "Als wij ons volledig van de goddelijkheid van ons wezen bewust zijn, zoals Christus dat was, dan zouden wij ons volmaakt één weten met God de Vader en daardoor volmaakt en goddelijk zijn." Dan zouden wij evenals Christus kunnen zeggen: "Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien... De woorden, die ik tot u spreek, zeg ik niet uit mezelf, maar de Vader die in mij verblijft, doet zijn werken. Gelooft mij, dat ik in de Vader ben, en de Vader in mij is." (Joh. 14:9 e.v.)

Ons bewustzijn van de goddelijkheid die in de kern van ons wezen is, is inderdaad nog maar heel zwak, embryonaal aanwezig. Aan ons de taak om dat tot ontwikkeling te laten komen. De H. Eucharistie kan ons daarbij van groot nut zijn, want daarin wordt ons een hulpmiddel aangereikt om ons onze goddelijke afkomst en onze goddelijke bestemming te herinneren.

De betekenis van Jezus is gelegen in de aankondiging van het Koninkrijk. Als prediker en profeet verkondigde hij een nieuwe dimensie in ons bestaan: het Koninkrijk dat in ons is. Het Koninkrijk is het bewustzijn van de goddelijkheid van onze aard. In vele gelijkenissen heeft hij dat geprobeerd duidelijk te maken. Toch had de mensheid meer nodig. Jezus werd de belichaming van dit nieuwe bewustzijnsstadium, de Nieuwe Mens. Hij werd Jezus Christus. In hem kwam het Christus-bewustzijn volledig tot ontplooiing. Daardoor ontstond de mystieke eenheid met God de Vader en daardoor kon zijn leven, zijn lijden en sterven de volmaakte uitdrukking worden van Gods Plan. Daarover de volgende keer meer.

Email: Hier klikken. Home pages:English French Dutch